Volgende week zal de Europese Commissie (waarschijnlijk) een herziening van de Europese richtlijn 92/106 met betrekking tot het gecombineerd vervoer voorstellen. Febetra vindt dat ze van de gelegenheid moet profiteren om cabotageregels en Limosaverplichtingen ook voor gecombineerd vervoer te laten gelden. “Als het voorstel tot herziening van Europese richtlijn 92/106 echt een verduidelijking en vereenvoudiging van de reglementering beoogt, zoals de Europese Commissie al meermaals liet vallen, dan moet er komaf gemaakt worden met het onderscheid dat vandaag gemaakt wordt tussen een nationaal traject als onderdeel van een gecombineerd vervoer en een cabotagerit”, zegt Febetra-directeur Philippe Degraef. Momenteel mag een buitenlandse chauffeur aansluitend op een internationaal transport maximum 3 cabotage-ritten op 7 dagen uitvoeren. Voor een nationaal transport over de weg in het kader van een gecombineerd vervoer in de zin van EG richtlijn 92/106 gelden die kwantitatieve beperkingen niet. “Ook op het vlak van Limosa zijn er verschillen. Een buitenlandse werkgever moet een Limosa-aangifte doen voor zijn chauffeurs die in België caboteren. Indien diezelfde chauffeurs in het gecombineerd vervoer actief zijn, hoeft dit niet, hoewel er duidelijk sprake is van detachering”, zegt Degraef nog. Voor Febetra bestaat er vandaag geen enkele objectieve reden om een nationale rit dat een onderdeel is van een gecombineerd vervoer anders te behandelen dan een cabotagerit : “Of er nu geladen of gelost wordt op een terminal of elders is absoluut niet relevant. Logischerwijze zouden beide voornoemde trajecten als cabotage beschouwd moeten worden en derhalve aan dezelfde kwantitatieve beperkingen en verplichtingen inzake ‘Limosa’ onderworpen moeten worden.”